Ik zal er zijn

Ken je ‘m nog – ons jaarthemavers?

Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader die zich over ons ontfermt, de God die ons altijd troost en ons in al onze ellende moed geeft, zodat wij door de troost die wijzelf van God ontvangen, anderen in al hun ellende moed kunnen geven.  2 Korintiërs 1:3-4 (NBV21)

Daar verlangen we naar toch? Anderen in al hun ellende moed geven? Sterker nog: liefst van al zouden we alle ellende, pijn en verdriet willen verbannen uit ons leven en dat van anderen. Logisch, we zijn namelijk helemaal niet gemaakt voor ellende! 

 

LIJDEN IS NIET GODS BEDOELING
De reden waarom lijden zo ongemakkelijk is, is dat het niet Gods bedoeling is. Het is normaal dat we een drang hebben om lijden op te lossen, omdat het Gods diepe verlangen is dat we als mensen samen met Hem Zijn schepping herstellen. Ons verlangen naar herstel en oplossingen is dus iets dat Hij zelf in ons gelegd heeft toen Hij ons schiep naar Zijn beeld. 

Hij heeft ons ook heel wat tools in handen gegeven om die opdracht om de schepping te herstellen (of om Zijn Koninkrijk te bouwen – afhankelijk van welke woordenschat je gewend bent om te gebruiken) uit te kunnen voeren. Denk maar aan gebed, de woorden die we spreken, onze daden van dienstbaarheid, de vele gaven van de Geest, …

 

GODS BEDOELING GEBEURT NIET ALTIJD
Hoe krachtig al die dingen ook zijn, toch lopen we er vroeg of laat tegenaan dat niet elk probleem opgelost wordt, dat niet elke vraag beantwoord wordt. Dat niet alle gebroken relaties hersteld worden. Dat er mensen ziek blijven, dat er mensen depressief blijven, dat geliefden sterven, … Het maakt allemaal onvermijdelijk deel uit van het leven en toch is het niet Gods wil of bedoeling. We moeten dus erkennen dat op deze wereld Gods wil niet altijd gebeurt. 

De Bijbel is een boek van hoop, en toch moffelt het niet weg dat we aan deze kant van de eeuwigheid met lijden te maken zullen hebben. Denk aan de uitspraak van Jezus: “In deze wereld zullen jullie het zwaar te verduren krijgen. Maar houd moed! Ik heb de wereld overwonnen (Johannes 16:33).” Of de uitspraak óver Jezus: “Hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was (Jesaja 53:3).”

ZIEK ZIJN
De vraag blijft dus: hoe kunnen we anderen troosten, hoe kunnen we naast mensen staan die lijden? In het vers hierboven zegt Paulus dat wij anderen in hun ellende moed kunnen geven, vanuit de troost die wijzelf van God ontvangen. De eerste stap in het troosten van anderen is dus om onszelf eerst te laten troosten door God zelf. Dat dat niet zo vanzelfsprekend is, heb ik zelf ervaren.

Ik ben een aantal jaren ziek geweest. Ik had chronische sinusitis (dat voelt een beetje alsof je corona hebt, maar dan zonder beter te worden) en kon vooral in de winter nauwelijks functioneren. Ik werkte halftijds en spreidde dat over alle voormiddagen zodat ik in de namiddag in bed kon kruipen. 

Samen met de kerkfamilie rondom mij geloofde ik dat God me kon genezen en me wou genezen en dus werd er veel gebeden. Weken en maanden werd er door heel wat mensen voor me gebeden, maar ik bleef ziek. 

Waar mijn relatie met God eerst vurig en levendig was, bleef daar na verloop van tijd steeds minder van over. Het enige wat ik nog tegen God zei was: “U kan me beter maken en U wil me beter maken, doe het dan.” Toen dat niet gebeurde stopte de communicatie. Er groeide afstand, want wat was er nog te zeggen? Het idee dat God het kon en wou, maar toch niet deed, verbrak alle verbinding voor mij. 

 

GODS TROOST ONTVANGEN
Ergens in die periode raakte ik in gesprek met iemand die ik nog niet kende. Ik deelde kort iets over het proces waar ik inzat en hij reageerde bewogen: “Ik hoop dat je weet dat er vanuit de Bijbel ook echt andere manieren zijn om hiernaar te kijken”. Hij wijdde daar niet verder over uit en ik stelde er geen verdere vragen over. 

Toch was het dat wat ik nodig had om na lang weer voorzichtig contact te maken met God. Zou het inderdaad kunnen dat er andere manieren zijn om hiernaar te kijken? Zachtjes durfde ik een beetje verder te kijken dan mijn krampachtige gedachte van ‘God kan het, God wil het, maar God doet het niet’. 

Na heel lang maakte ik weer ruimte voor God om dichtbij te komen. En dat deed Hij! Hij kwam heel dichtbij. Te midden van mijn pijn, mijn vermoeidheid en mijn niet meer kunnen kwam Jezus naast me zitten. Hij huilde mee en zei: “Dit is niet wat ik wil, het doet me pijn dat je zo afziet”. Daar zaten we dan, samen te huilen over de gebrokenheid en het lijden in mijn leven. 

Ik ben nog vaak teruggekeerd naar dat moment en ik doe het nog regelmatig. Jezus die in ons lijden zo dichtbij is dat Hij met ons meehuilt. Wat een ervaring en wat een krachtig beeld. 

Los van genezing of oplossingen had ik Zijn ontferming en Zijn troost ervaren. Ik ervaarde voor het eerst hoe God aanwezig kon zijn in zwakheid, in bewogenheid, in troost en in ontferming zonder dat het probleem (ziekte in dit geval) opgelost werd. Dit was het begin van een nieuw seizoen van mijn wandel met God. Een seizoen waarin ik veel zekerheden achterliet, waarin ik moeilijke vragen stelde en stilaan comfortabel werd met het niet weten van dingen. Een seizoen waarin mijn hele beeld van God en Zijn blik op mensen veranderde. Mijn relatie met God werd hersteld, maar mijn lichaam bleef ziek. 

Op een bepaald moment, maanden later, was ik in gesprek met mijn geestelijk begeleider (iemand die ik maandelijks ontmoet om in gebed en gesprek samen te zoeken naar wat God aan het doen is in mijn leven). Hij zei: “Rebecca, je bent nu al zo lang ziek en we hebben geen idee of en wanneer het beter zal worden. We hopen op beterschap, en we verlangen naar herstel, maar voorlopig ben je ziek. Durf je het aan om eens naar de vraag te kijken wat dit ziek-zijn jou al gebracht heeft?”

Voor alle duidelijkheid: ik zou nooit iemand aanraden om deze vraag te stellen aan iemand die ziek is of met lijden te maken heeft. Deze vraag werd gesteld binnen de context van een langdurige relatie en met heel veel voorzichtigheid. Het was toen voor mij de juiste vraag op het juiste moment. Tijdens het antwoorden besefte ik dat mijn vermogen om te troosten en dichtbij anderen te zijn in lijden gegroeid was. Ik kwam erachter dat als mensen iets met me deelden over de moeiten in hun leven, ik minder de behoefte voelde om op te lossen, maar juist in staat was om ruimte te creëren voor de moeite en de pijn. Ik was in staat om het er te laten zijn. 

Het was alsof hetgeen Paulus beschrijft in zijn brief aan het gebeuren was: dat ik door de troost en ontferming die ik van God ontvangen had nu opeens in staat was om anderen moed (geen oplossingen!) te geven in hun lijden. 

 

DICHTBIJ ANDEREN ZIJN
Tot zover dus die eerste stap in het troosten van anderen: onszelf laten troosten. Maar als je dan die plek van rauwe eerlijkheid en troost gevonden hebt bij Jezus – trouwens een plek om lang en veel naar terug te keren – hoe dan verder? Hoe kunnen we er zijn voor anderen die het moeilijk hebben? 

Laten we kijken naar het voorbeeld van Jezus. In Johannes 5 zegt Jezus dat Hij alleen kan doen wat Hij de Vader ziet doen. Dan is de volgende vraag: wat is de Vader aan het doen? “Van alles”, zal waarschijnlijk het juiste antwoord zijn, maar er is één ding dat de Vader sowieso altijd aan het doen is en dat is aanwezig zijn. 

In gesprek met Mozes maakt God zichzelf bekend als de God die was en is en zal zijn. God is er altijd bij. Als je je dus de vraag stelt hoe je de handen en voeten van Jezus kan zijn in het lijden van anderen, dan is het antwoord altijd: door er te zijn. Gezelschap houden, eten langsbrengen, de afwas doen, iemand gaan ophalen om iets leuks te doen, babysitten, een goed gesprek, chauffeur spelen, vrijgevig zijn, een dikke lange warme knuffel, …

 

Is dat alles? Misschien wel.
Jezus kwam in mijn lijden naast me op de zetel zitten en hoewel Hij veel meer kón doen, was het enige wat Hij deed er zijn en meehuilen. Ik denk dat het dat was wat Hij de Vader zag doen. Die vriend die als reactie op mijn verhaal voor me had kunnen bidden of een Bijbelstudie had kunnen geven, maar in plaats daarvan maar één ding zei: “Ik hoop dat je weet dat er vanuit de Bijbel ook echt andere manieren zijn om hiernaar te kijken”. Ik denk dat het dat was dat Hij de Vader zag doen. Als je straks een berichtje krijgt van die jongere of van een vriend over de moeilijke situatie waarin hij zit, vraag dan eens aan God de Vader wat Hij aan het doen is en hoe jij daaraan mag meewerken, hoe je met God mee kan bewegen. Er zijn is sowieso het startpunt, al de rest is pas een goed idee als je de Vader die richting al uit ziet bewegen.

 

VERTRAGEN
Als kinder-, jongeren- of kerkwerkers zijn we zo geprogrammeerd om altijd maar van alles te doen. Zie dit artikel als een uitnodiging om te vertragen. Om bij het horen van een moeilijk verhaal of het krijgen van een lastig berichtje eerst stil te worden en aan God te vragen wat Hij aan het doen is en hoe jij daarin mag meebewegen. Zie mijn verhaal als een uitnodiging om verschrikkelijk eerlijk te zijn bij God en je eigen pijnlijke plekken bij Hem te brengen. Hij kan er wat mee, Hij wil je troosten, Zich over je ontfermen en je in alle ellende moed geven. Wees gezegend.

 

Artikel overgenomen uit het EJV Leidersmagazine. Benieuwd naar de rest? Bestel je exemplaar nu via onze webshop